Logistiek Park Moerdijk (LPM) is voorzien op, wat bereikbaarheid betreft, een unieke plek: gelegen in de oksel van de A16 en A17, op de centrale as Rotterdam-Antwerpen met goede verbindingen naar het achterland, in de directe nabijheid van diep vaarwater, (de haven van het industriegebied Moerdijk) en ontsluiting via spoor. Dit levert veel synergie- en milieuvoordelen op. Zo kunnen bedrijven op beide terreinen de haven gebruiken voor opslag, overslag en value-added logistics. Industriële restwarmte kan mogelijk worden ingezet als energiebron voor andere bedrijven. Tussen beide terreinen wordt een interne baan aangelegd, afgescheiden van het openbare wegennet. Tevens komt er een railservicecentrum op het bestaande industrieterrein voor de overslag van goederen. Ook op het gebied van parkmanagement kunnen voordelen worden behaald.
2012
In ontwikkeling
programma
Logistiek bedrijventerrein + ondersteunende voorzieningen
In samenwerking met
Grontmij
RBOI
Witteveen+Bos
RBOI
Witteveen+Bos
×
Het LPM moet een hoogwaardig, vernieuwend duurzaam en innovatief karakter krijgen met een voorbeeldfunctie voor andere bedrijventerreinen in Nederland. Het LPM wordt niet (alleen) landschappelijk ingepast, maar zal nadrukkelijk ook landschappelijke waarden toevoegen op het terrein zelf. Het LPM gaat maximaal zorgvuldig om met de schaarse ruimte en biedt ruimte aan innovatieve concepten die hiertoe bijdragen. Het LPM is tevens maximaal zelfvoorzienend ten aanzien van water: afvalwater wordt gezuiverd binnen de grenzen van het terrein. Het LPM is ook maximaal zelfvoorzienend ten aanzien van energie en maakt geen gebruik van fossiele brandstoffen. Integendeel: zij levert elektriciteit aan het net.
Doordat de bebouwing is geclusterd en de voorterreinen grenzen aan de openbare ruimte, zal het LPM ondanks de hoge bebouwingsdichtheid, ruim van opzet ogen.
Belangrijke uitgangspunten van het ruimtelijk ontwerp zijn dat er in iedere ontwikkeleenheid zo compact mogelijk wordt gebouwd en dat de bedrijven zich oriënteren op de randen van de ontwikkeleenheid en daarmee op de openbare ruimte. Alle laad- en losruimten, evenals kantoorfuncties, bevinden zich aan de randen van de ontwikkeleenheid, terwijl de bebouwing zoveel mogelijk aaneengesloten (rug-aan-rug, zij-aan-zij) gerealiseerd, danwel ervaren wordt als één bouwvolume.
Het doel van dit ruimtelijk concept is meerledig. Enerzijds worden de stedenbouwkundig geoptimaliseerde kavels ook daadwerkelijk maximaal gebruikt. Dit past goed bij de gedachte dat er anno 2011 geen nieuwe bedrijventerreinen gerealiseerd kunnen worden zonder daarbij uiterst zorgvuldig met de ruimte om te gaan. Het ruimtelijk concept breekt daarnaast ook heel bewust met het beeld van een bedrijventerrein als optelsom van losse gebouwen zonder samenhang, iets wat vaak onderwerp is van een maatschappelijk ongenoegen over de verrommeling van het landschap. Het ruimtelijk beeld voor het LPM is dat bedrijfsgebouwen worden samengevoegd tot een beperkt aantal grote en lange gebouwen.
Door tegelijkertijd te sturen op een eenduidige en kwalitatieve vormgeving (materiaal, kleur en compositie) van de voorgevel, ontstaat een rustig en gestileerd beeld en zal het horizontale karakter van het bouwvolume als geheel worden benadrukt. Dit sluit goed aan bij de schaal en het karakter van het omliggende landschap en op deze wijze kan ook de bebouwing een bijdrage leveren aan de landschappelijke inpassing van het LPM. Ook vanuit de passerende automobilist bezien zal het LPM een unieke ervaring zijn. In plaats van een reeks verschillende gebouwen aan de snelweg te presenteren, zal de bebouwing van het LPM de snelweg op imposante wijze begeleiden. Met het LPM is een nieuwe typologie geboren, de ‘landscraper’, een gebouw dat zich door de schaal en vormgeving voegt in de horizontale lijnen van de omgeving en uitblinkt door een combinatie van ruimtelijke efficiëntie en hoogwaardige architectuur.